Klik hier voor het ErotischeVerhalen.com hoofd menu

hoofd menu   |   bisexual categorieën   |   auteurs   |   top verhalen   |   nieuwe verhalen   |   zoek   |   links   |   instellingen   |   opties voor auteurs
Lekkere meiden zitten achter de webcam op je te wachten! Klik hier!


BLANCO deel 3 - hoofdstuk 22 (mm:overige, 6618 words)
Auteur: Toegevoegd: Feb 06 2014 Kijkers/Lezers: 4425/3116 [70%] Waardering (verhaal): 10.00 (2 stemmen)
Vervolg...



Klik hier voor de eerste 75 regels van het verhaal


Het is Robin die teruggekomen is om hem op te halen. "Ja, ik kom," zegt
hij maar hij blijft staan waar hij staat. Het beeld voor zijn ogen is 
nog niet veranderd. De jongens slaan hun armen om elkaar heen en kussen 
elkaar weer. 

"Is er iets aan de hand? Zie je iets? Iets naars?" vraagt Robin als hij
naast Maarten staat. 

"Nee. Niet iets naars. Wel iets bijzonders." Maarten begint de figuren
in zijn beelden te herkennen. Hij is blij dat het Robin is die 
teruggekomen is. Robin is het rustigst. Robin kan net als hij heel lang 
bezig zijn met iets. Waar hij zelf tijden lang kan lezen, heeft Robin 
dat met zijn tekeningen. Niels en Sam willen vaak iets anders doen. 
Zijn... nou ja...anders. Robin geeft hem in elk geval de tijd om 
eventjes bij te komen van dat wat hij zag. Dan glimlacht hij naar 
Robin. "Kom we moeten gaan!" 

"Ja, dat wordt nu echt rennen!" grinnikt Robin. 

--- 

Astrid neemt die middag heel bewust de trap naar de derde verdieping.
Een keuze omdat ze zo nog even wat extra tijd heeft om haar strategie 
door te nemen. Een plan waar ze heel zeker van i... nee was, zo 
corrigeert ze zichzelf. Vanmorgen had ze het nog met verve verdedigd 
maar nu ze steeds dichter bij A3 komt, lijkt het alsof de moed haar in 
de schoenen zinkt. Ze heeft vertrouwen in een goede afloop. Dat zeker. 
Maar toch is het nog verrekte moeilijk. Ze zal een weg moeten 
bewandelen met Jasper. En daar gaat het nou juist om. Is haar manier 
van benaderen de juiste? Zal ze erin slagen zelf de regie in handen te 
houden? Als ze de trappenhal verlaat, ziet ze dat Jennie op haar wacht. 
Eventjes gaat ze nog bij haar zitten in het zitje bij het raam dat 
uitkijkt op de tuin van het ziekenhuis. "Moeilijk?" 

"Ja. Heel erg moeilijk," zo begint Jennie. "Tot nu toe kon ik steeds
contact met hem krijgen. Vaak moest ik dan wel aandringen maar dan liet 
hij dat ook gebeuren. Nu... nu is alles anders, zo lijkt het. Heeft het 
voor mij ook geen zin meer om aan te dringen. En jij?" 

"Net zo goed moeilijk. Met een patiënt werk ik volgens een bepaald
protocol. Maar met iemand waar ik van houd, is dat toch anders zo heb 
ik het idee. Natuurlijk werk ik ook met een patiënt naar een bepaald 
einddoel en misschien moet ik dat wat ik met Jasper van plan ben ook 
wel niet zien als een einddoel maar meer als een stap in de goede 
richting. Zijn vragen zullen niet zomaar verdwenen zijn. Nou ja... 
gewoon lastig." 

"Ik snap het." 

"Maar er is ook een voordeel," zegt ze dan en kijkt Jennie met een brede
glimlach en stralende ogen aan, "hij is familie." 

"Nou ben ik je kwijt." 

"Ik bedoel hij is geen cliënt van me. Ik hoef aan niemand verantwoording
af te leggen over de methode die ik ga gebruiken. Ik kan doen wat ik 
wil zonder nadien een uitvoerige rapportage te moeten schrijven. Het 
lijkt een beetje op... tja... hoe zeg ik dat nou ... " 

"Freewheelen?" 

"Ja, dat is het wel. Doen wat ik wil zonder belemmerd te worden door
regels en gedragscodes en noem maar op." 

"Maar... " 

"Wees gerust, Jennie. Natuurlijk zal ik voorzichtig met hem omgaan maar
het is wel wat gemakkelijker dan anders. En tegelijkertijd ook weer 
niet omdat ik van hem houd!" Een tijdje zitten ze dan nog stil bij 
elkaar totdat hun stilte verbroken wordt door een kuchje. "Ah, daar ben 
je al Hans." 

"Ja, ik heb het pakket voor je uit de auto gehaald. Hier zijn je
sleutels. Zal ik nog even met je meelopen want het is best zwaar?" 

"Dat is heel mooi, Hans. Bedankt." En dan lopen ze met z'n drieën
afdeling A3 op. 

Jennie blijft bij de receptie staan en kijkt de twee na. Ze weet
inmiddels dat het pak een cadeau voor Jasper bevat en onderdeel is van 
Astrids plan. Meer heeft ze er niet over gezegd. 

--- 

De hele ochtend is Jasper op zijn kamer gebleven. Fysiotherapie had hij
door Jennie laten afzeggen. Hij voelde zich er nog niet fit genoeg voor 
vanwege de eerdere koorts. Ze waren echter wel gekomen voor de dingen 
die hij in bed kon doen. En de massage van zijn nek en schouders was 
prima geweest. Gezellig kletsen, zoals hij anders altijd wel deed, had 
er echter niet in gezeten. Er waren te veel gedachten geweest. Steeds 
weer was hij uit het hier en nu verdreven door alles wat zich aan hem 
opdrong. Hersenspinsels over het verleden en de toekomst leken steeds 
weer en meer de overhand te krijgen. Ze beperken zich niet meer tot de 
nacht. De hele ochtend is hij aan het vechten geweest om... ja, om wat? 
Het vechten er tegen lijkt zo verdomde zinloos! Steeds weer komen ze 
terug. En met dat alles wordt hij er niet vrolijker op. En wordt het er 
ook niet beter op. Een gevoel van spijt kwam omhoog. Spijt omdat hij 
Jennie niet fair heeft behandeld. Jennie die de afgelopen weken steeds 
voor luisterend oor heeft gespeeld. Meteen in de eerste week al en 
later ook nog heel vaak. En toch... toch wil hij niet praten maar hij 
had het anders moeten doen. Zijn excuses maken heeft hij echter niet 
gedaan omdat hij bang is dat ze dan bij hem gaat zitten en weer met hem 
wil praten. Hij wil niet praten! Toen ze hem vroeg of er nog bezoek 
kwam die ochtend, had hij gezegd dat hij liever even alleen wilde zijn. 
Ze had hem gezegd dat het prima was. Dat het zijn keuze was. Ja, dat 
was. Hij wilde even niemand zien en niemand spreken. Vanmiddag zou er 
bezoek komen natuurlijk. Daar kon hij niet omheen. Vlak voordat het 
eten zou komen hadden ze hem uit zijn bed gehaald en in de rolstoel bij 
het tafeltje bij het raam neergezet. Toen het eten werd binnengebracht 
en voor hem neergezet, had hij het vervelende gevoel in zijn maag 
meteen gevoeld. Opnieuw misselijk en dat alleen al vanwege de geur. 
Manmoedig had hij het deksel van de schaal gehaald en hem er ook meteen 
weer opgezet. Hij was nog misselijker en kon maar met moeite voorkomen 
dat hij moest overgeven. Het was begonnen te ontweren. Eerst waren er 
alleen maar bliksemschichten en gerommel geweest. Daarna was er ook 
regen bijgekomen. Hij moest terugdenken aan het verhaal dat mevrouw Van 
Heijningen hem had verteld. En ook, hoe hij toen had vermoed dat ze 
begon te dementeren omdat het verhaal zomaar uit de lucht leek te 
vallen. Er was geen enkele aanleiding voor geweest. Zijn moeder had hem 
echter verzekerd dat mevrouw Van Heijningen nog enorm helder was en 
absoluut geen last had van dementie. Haar lichamelijke gezondheid werd 
wel een steeds groter probleem. Thuiszorg deed wat ze kon en ook zijn 
moeder, tante Afie en Astrid waren de laatste tijd heel vaak 
bijgesprongen om ervoor te zorgen dat ze thuis kon blijven wonen. Dat 
was haar grote wens en hij kon zich dat heel erg goed voorstellen. 
Terwijl hij alles wat er de afgelopen ochtend is gebeurd overdenkt, en 
dat is niet echt leuk, wordt er op de deur geklopt en zwaait de deur 
open. 

Als Astrid de kamer van Jasper binnenkomt, ziet ze dat hij in zijn
rolstoel bij het tafeltje voor het raam zit en naar buiten kijkt. Het 
is behoorlijk donker in de kamer. Buiten regent het flink na de 
onweersbui van eerder die middag. "Hé, broertje van me! Hoe is het er 
mee?" 

"Ik dacht dat Tante Afie en Jan zouden komen om foto's te laten zien van
Parijs." 

"Die konden nog geen genoeg krijgen van de stad der liefde en hebben er
nog een paar dagen aan vast geplakt. En dus, ben ik maar gekomen." In 
haar achterhoofd noteert ze het feit dat hij geen antwoord op haar 
vraag heeft gegeven. "Maar hoe gaat het met je?" doet ze een tweede 
poging. 

"Prima, zoals al een hele tijd en eigenlijk wil ik hier gewoon weg." 

"Je ziet er niet echt heel erg goed uit, vind ik." 

"Met mij gaat het goed." 

Astrid zegt tegen Hans dat hij het pak wel op het tafeltje tegen de muur
mag zetten en als dat gedaan is bedankt ze hem voor zijn hulp. Ze 
krijgt de verzekering dat als ze even een belletje doet hij terug is om 
het voor haar op te hangen. 

"Ophangen?" vraagt Jasper terwijl Astrid haar jas uittrekt en over de
stoel hangt. 

"Ja, ik heb iets mee genomen om je kamer nog wat meer aanzien te geven."


"Ben benieuwd! Laat maar eens zien dan!" 

"Even geduld nog, Jasper. We hebben elkaar nog niet eens begroet." Ze
drukt haar lippen tegen zijn wangen en voelt die van hem tegen die van 
haar. Zijn lippen voelen droog en gebarsten aan. "Dat uitpakken komt 
straks wel. Laten we eerst eens rustig praten, jij en ik." 

"Kun je me even helpen." 

"Tuurlijk." 

"Ik wil weer in mijn bed. Ben moe." 

Even is er twijfel bij Astrid. Niet of ze Jasper kan helpen in bed te
komen of niet, maar of ze, als hij moe is, wel door moet gaan met haar 
plan. Snel zet ze die gedachte echter ook weer van zich af. Het moet en 
zal nu gebeuren. Ze duwt de rolstoel naar het bed. Dan zet ze bed en 
rolstoel op gelijke hoogte, zoals ze het de verpleging eerder heeft 
zien doen, haalt de armleuning van de rolstoel weg en draait de 
bedheffer in Jaspers richting. Als hij de handgreep beet heeft en zich 
optrekt, tilt zij zijn benen op en beweegt deze in de richting van het 
bed. Het gaat prima. Het is duidelijk dat het Jasper vreselijk veel 
moeite kost want hij heeft het zweet op zijn voorhoofd staan en hijgt 
als een oud stalpaard. "Gaat het wel?" vraagt ze hem bezorgd. 

"Ja. Even wat bijkomen en dan kunnen we praten zoals je graag wilt." 

Ze kijkt naar hem en merkt dat hij langzamerhand weer rustiger begint te
ademen. "Heb je lekker gegeten vanmiddag?" 

"Nee, niet echt." 

"Vond je het niet lekker?" 

"Lasagne vind ik heerlijk maar... ik werd van de geur alleen al
misselijk. De laatste dagen kan ik niets meer eten zonder misselijk te 
worden. En dan... nou ja... dan eet je niet zoveel." 

"Dat begrijp ik. En het is je aan te zien." 

"Dat valt wel mee." 

"Nee, dat doet het niet. Het is duidelijk te zien dat je gewicht aan het
verliezen bent en dat kan niet de bedoeling zijn. Je mag weer alles 
eten en dan zou het prettig zijn als je ook lekker kunt eten. En dat 
doe je dus niet." Ze ziet hoe Jasper alleen maar met zijn hoofd 
beweegt. Als ze hem vraagt wat hij in plaats van de lasagne heeft 
gegeten, vertelt hij haar dat hij een cracker naar binnen heeft kunnen 
krijgen. Dat lukt nog net. Beschuit lukt hem niet. Hij wil zijn moeder 
vragen of hij een hekel heeft aan beschuiten. "En je wilt naar huis." 
Hij knikt. "Ze laten je gaan als ze denken dat het goed voor je is, 
Jasper. Niet eerder." 

"Waar is het wachten op dan?" Een brede glimlach volgt. 

"Tja... ik ben niet je arts, hè? Je zult het Gerald moeten vragen,"
luidt haar conclusie. 

Jasper geeft aan dat de arts niets anders doet dan dat soort vragen
ontwijken. Dat hij bij de eerste vraag hierna wel een antwoord heeft 
gegeven maar nu niets anders doet dan het antwoord van toen herhalen. 

Dat is dan iets waar Jasper het mee zal moeten doen, zo zegt ze hem. Ze
trekt een stoel aan en gaat naast het bed zitten. Indringend kijkt ze 
naar haar zwager in spe en stelt hem dan een heel directe vraag: "Gaat 
het echt goed met je?" 

"Ja. Hoezo?" 

Dan begeeft ze zich op glad ijs, weet ze. Nu moet zij met iets komen om
dat positieve antwoord te torpederen en misschien... misschien zit zij 
er wel helemaal naast en gaat het toch beter met hem dan de verpleging 
denkt. Misschien zijn het slecht slapen en niet goed eten symptomen van 
iets anders dan zij vermoedt. "Nou ja... gewoon omdat jij steeds jezelf 
blijft herhalen. Altijd gaat het goed met jou. Je lijkt wat dat betreft 
net op Gerald. Die herhaalt ook steeds wat hij eerder zei, volgens 
jou." 

Jasper vraagt of daar iets mis mee is. 

"Nee. Als het echt goed gaat niet. Maar je ziet er niet echt goed uit.
Je slaapt slecht heb je me gisteren nog gezegd. En je kunt niets eten 
zonder misselijk te worden, begrijp ik. En misschien... misschien lijkt 
het alleen maar goed te gaan met jou. Of wil je zelf dat het goed gaat 
met jou." 

"Je bedoelt dus eigenlijk of het wel echt is wat ik laat zien." 

Beginnend met een verontschuldiging zegt Astrid dat ze dat inderdaad
bedoelt. En dan gaat ze verder. "Je zegt steeds dat het goed met je 
gaat en toch lijkt het me toe dat je ogen iets heel anders zeggen. Die 
stralen niet meer zo als in het begin toen ik je leerde kennen. Toen 
was er altijd een fonkeling in die mooie kijkers van je maar de laatste 
dagen lijkt het alsof je innerlijke vuur gedoofd is. En... ik vraag me 
af hoe dat komt. En daarom zou ik zo graag willen weten wat er in dat 
hoofd van je omgaat. Als mij dit overkomen zou zijn, dan zou ik op z'n 
minst vreselijk balen! Maar het zou veel groter zijn dan balen," zegt 
ze met duidelijke stemverheffing en heftige handgebaren. "Ik zou totaal 
overstuur zijn. Niet weten wat ik moest beginnen. En jij... jij ligt 
daar in je bed en je glimlacht. En... is dat echt... of... of speel je 
een rol. Wat speelt er zich werkelijk in je hoofd af, Jasper?" 

"Wauw, het lijkt wel of ik bij een psycholoog op consult ben." 

"Heb je iets tegen psychologen?" 

"Nee. Zo bedoel ik het niet. Wat ze doen is heel erg goed. Maar van een
schoonzus die zich druk bezig houdt met de beslommeringen van een 
multinational en allerlei andere dingen die ze leuk vindt, had ik 
dergelijke vragen niet verwacht." Een tijdje is het stil. "Stel je ze 
op eigen initiatief of is het iets van een samenzwering? En dan bedoel 
ik het absoluut niet negatief en zou ik eigenlijk een ander woord 
moeten kiezen maar... daar kom ik niet op zo snel." 

Heel kalm en rustig legt Astrid uit dat het een gezamenlijke zorg is.
Dat zijn naasten en ook zijn arts en de medewerkers op de afdeling 
allemaal heel erg graag zien dat het hem goed gaat. 

"En mijn glimlachen helpt daarbij niet?" 

"Natuurlijk wel. Maar... niet als je ogen niet mee glimlachen. Niet als
het alleen maar een beweging van je mond is. En ook niet als er nooit 
eens iets is van een... een aanvechting. Van een hardop gestelde vraag 
waarom jou dit nou allemaal moet overkomen. Of hoe het nu verder moet. 
Die categorie van vragen heeft nog niemand uit jouw mond vernomen en... 
dat vinden wij bijzonder. Vandaar mijn rechtstreekse vraag ernaar." 

Lange tijd blijft Jasper dan stil. Zijn blik heeft hij verplaatst naar
het raam maar zien doet hij niets. Een sluier heeft zich opgetrokken 
tussen zijn ogen en de buitenwereld, zo lijkt het. Een waas van 
duisternis die alles lijkt te absorberen. 

"En die tekenen, het slecht slapen en het niet goed kunnen eten, zijn
van de laatste tijd. Volgens Gerald ging alles heel erg goed. Je had 
minder slaap nodig. Je werd sterker. At goed.  En zodoende kwam het 
balletje aan het rollen. Ik ben gekomen om met je te praten. Ik sta wat 
verder van je af. Ben maar iemand van de koude kant, van de 
aangetrouwde ellende, maar een schoonzus en... " 

"Verkeerde opmerking!" klinkt het ineens fel. "Je staat niets verder van
me af dan mijn vader of moeder. Je bent heel erg belangrijk voor Pieter 
en wie voor hem belangrijk is, is dat ook voor mij! Flauwekul wat je 
zegt!" 

"Sorry. Desalniettemin ben ik nu hier." Na deze opmerking valt er
opnieuw een stilte. Ze weet dat ze nu haar troef zal moeten uitspelen. 
Maar... is dat te vroeg? Had ze het later gepland? Ze weet het niet 
meer. Het voelt heel natuurlijk om het nu te doen en dus...  "Ik speel 
open kaart me je, Jasper. Ik ben gekomen omdat ik naast alles wat ik je 
genoemd heb ook nog drie dagdelen per week hier in dit ziekenhuis werk 
als psycholoog." 

"Echt?" 

Jaspers opmerking klinkt Astrid als oprechte verbazing in de oren en
niet als een verwijt. Niet bitter omdat zij het voor hem verborgen 
heeft gehouden. "Ja. Ik ben psycholoog. Heb ervoor gestudeerd en 
beoefen het nu al weer heel wat jaren met groot plezier." 

"Ik heb je eerder al gezegd dat ik me niet kan voorstellen hoe je alles
kunt combineren maar die vraag wordt nu alleen maar groter." 

"Alles wat ik doe, doe ik met heel veel plezier. Ik denk dat dat het
antwoord is op jouw vraag. Ik wil ook niets afstoten. Misschien ooit 
wel eens iets wat minder gaan doen maar helemaal stoppen. Nee, daar 
moet ik niet aan denken." Even is er wat afleiding en Astrid laat het 
zo. Die verstrooiing is niet erg. Afleiden van haar doel zal het haar 
niet. "En nu weer terug naar jou, als je het niet erg vindt. Kun je mij 
vertellen, je schoonzus die toch heel belangrijk is voor jou, wat er nu 
echt in je omgaat?" 

Hij wil het niet. Hij kan het niet. Hij wil niet dat zijn familie
verdriet om hem heeft en als... als hij wel praat dan... dan komt die 
pijn vast en zeker. En... Hij wil Astrid niet aankijken, bang als hij 
is dat hij dan wel gaat praten. Dat zij hem, als psycholoog, toch aan 
het praten krijgt. Opnieuw staart hij naar het raam. Hij hoort de regen 
tikken tegen het glas maar ziet niets. Helemaal niets. Hij is helemaal 
alleen met het geluid van de regen en zijn gedachten. Die verdomde 
gedachten die hem zo'n pijn doen! Eerst kon hij die gedachten nog af en 
toe pareren met leuke dingen die de afgelopen tijd gebeurd waren maar 
vanaf woensdag lukt ook dat niet meer. Zijn er alleen maar die malende 
gedachtespinsels die hem moe en ziek maken. Letterlijk ziek maken. 
Vanmiddag toen hij het deksel van de schaal met zijn eten optilde en de 
lasagne rook had hij bijna moeten overgeven. Geen hap had hij kunnen 
eten. En hij had het toch echt een paar keer geprobeerd om de deksel 
van de bak te halen. Hij voelt hoe het nu steekt achter zijn ogen. De 
tranen die opkomen, probeert hij te verbijten door hard op zijn 
onderlip te bijten en zijn vuisten te ballen. Hij voelt hoe zijn 
onderlip begint te bloeden en er een spoortje bloed naar beneden loopt. 
Hij wil niet huilen. 

"Ik zie aan je dat je je probeert te verzetten, lieve Jasper. Je
lichaamstaal is duidelijk. Gebalde vuisten, bijten op je onderlip, de 
spieren in je hals die zich spannen als kabels. Probeer het verzet op 
te geven, Jasper. We houden van jou. We zouden graag willen dat je ons 
laat zien wat je dwars zit. We willen je helpen als het kan, Jasper. 
Laat alles los." 

Astrids woorden die haast fluisterend werden uitgesproken, dringen wel
tot hem door maar er is nog steeds verzet. Waarom zou hij huilen? Geen 
enkele reden toe! Hij wil niet zwak zijn! Sterk! Dat moet hij zijn. 
Alleen als hij sterk is kan hij de problemen die er zijn aan! Helemaal 
alleen! 

Maar als Astrid haar woorden herhaalt, kan hij het niet langer
tegenhouden. Hij voelt hoe een traan aan zijn rechter oog ontspringt en 
langzaam naar beneden loopt. Heel langzaam. Maar hij wil het niet. Nog 
steeds niet. 

"Geef je eraan over, Jasper, en geef me inzicht in dat wat je voelt. In
dat waar je mee worstelt. Je bent geen held als je je gevoelens 
verdringt. Het mag dan nog zo macho lijken maar dat is het niet. 
Iedereen heeft emoties en ook jij. Hoezeer je ze ook probeert tegen te 
houden. Alles wat jou is overkomen, doet je iets. Vertel het me 
alsjeblieft." 

Opnieuw komt er een traan. Nu links. Er volgen er meer. Geen grote
hoeveelheden maar het lijkt of hij ze niet meer kan tegenhouden. Hij 
moet het vertellen. Kan het nu niet langer binnen houden. Maar voordat 
hij dat doet, moet hij nog één ding zeker weten. Hij kijkt Astrid aan 
en ziet dan waar hij naar zoekt. Ze bekijkt hem niet als een cliënt. 
Hij ziet hoe haar onderlip trilt en zoiets zou ze toch nooit doen met 
iemand in haar praktijk? Nee. Nooit. Hij voelt zich veilig en dan komen 
de woorden. "Ik voel me zo vreselijk stom! Ik vind het hartstikke fijn 
als ik bezoek heb. En ook als ze me verhalen vertellen over wie ik ben 
en wat ik allemaal met iedereen meegemaakt heb maar... het zegt me 
allemaal niets. Ik weet er niets van. Het is zo vreselijk frustrerend 
soms. En ook zo dubbel. Ik wil graag dat ze verhalen vertellen en 
tegelijkertijd doet het pijn." 

"Waarom?" 

"Omdat ik het niet terug kan halen. Ik hoop nog steeds dat er een
verhaal bij is waardoor er een luikje opengaat en ik weet dat het waar 
is. Ik twijfel aan niemand maar toch zou ik het me zo vreselijk graag 
willen herinneren. Het zelf voelen. En ik voel niets bij al die 
verhalen. Het lijkt alsof ik een niet goed werkend computersysteem ben. 
Stekkers in het stopcontact. Computer en printer staan aan. Met elkaar 
verbonden. Papier in de printer. Cartridges vol met inkt. Ik hoor de 
verhalen aan. En als ik dan alleen ben wil ik die verhalen vergelijken 
met dat wat er op mijn harde schijf staat. Zoek het verhaal op, druk op 
de juiste knop om het te laten printen en... alle pagina's die uit de 
printer rollen zijn blanco! Alles blanco! Op geen enkel blad staat ook 
maar één letter! Blanco! Zo voelt het. Blanco! Helemaal niets!" 

"Ja, dat is vreselijk." 

Jasper kijkt haar aan en begint ondanks zijn tranen te glimlachen. "En
toch moet ik verder. Toch zal ik het ermee moeten doen." 

"Ja." Even gunt ze hem en haar zelf rust. Stilte. Maar dan gaat ze toch
verder omdat er volgens haar meer moet zijn. "Maar er is meer. 
Nietwaar?" 

"Ik kan niets!" Klinkt het dan als een schreeuw terwijl hij zijn armen
in de lucht gooit en zijn vuisten balt. "Ik kan helemaal niets." Zijn 
armen vallen terug op het laken. "Ze zetten me af en toe in die 
verdomde rolstoel en dan zit ik daar maar. Naast het bed of bij de 
tafel zodat ik stom naar buiten kan zitten kijken. Af en toe rijden ze 
me de afdeling rond maar... het is allemaal zo nietszeggend. En ik heb 
het heus wel geprobeerd hoor! Geprobeerd of ik vooruit kan komen met 
dat stomme ding! Een klein eindje lukte het me! Toen stond ik ergens 
heel onhandig in de kamer en kon ik niet meer bij de bel. Moest ik 
wachten tot er iemand kwam. Nou houden ze me wel heel goed in de gaten 
en dus duurde dat niet zolang. En daarna heb ik een bel gekregen 
waarmee ik ook vanuit mijn rolstoel contact kan maken als het moet maar 
dat heb ik niet meer nodig gehad. Ik kan toch helemaal niets! Je hebt 
het zelf gezien. Mij terug in bed krijgen, kost me zo verschrikkelijk 
veel moeite dat ik er doodop van ben. Dat ik zweet als een otter en 
hijg... alsof ik de marathon gelopen heb. En het lijkt allemaal 
helemaal niets te verbeteren. Ik lig hier nu al weken en kan nog 
helemaal niets." 

Astrid laat opnieuw even een moment van rust vallen. Niet omdat ze niets
weet te zeggen maar om hem duidelijk te maken dat ze zijn woorden 
serieus neemt. Ze wil het er op laten lijken dat zij niet meteen een 
oplossing of het goede antwoord voor handen heeft. Maar dan begint ze 
toch weer te praten in de hoop zijn wanhoop weg te kunnen nemen. 
"Tuurlijk wel. Je overdrijft nu heel erg, broertje." 

"Je hebt het zelf gezien toch!" klinkt het fel. 

"Ja. Ik heb het gezien." 

"Nou dan!" Nog steeds is er die felheid in Jaspers stem. 

"Welke periode vergelijk jij?" 

Even weet Jasper niet wat ze bedoelt. De vraagtekens op zijn gezicht
moeten duidelijk zijn want meteen komt Astrid met een verduidelijking. 

"Je vergelijkt het nu, dit moment, met een beginpunt. Wat is dat
beginpunt voor jou?" 

"Het moment dat ik wakker werd. Dat is het enige moment dat ik verdomme
ken!" Het kwam er feller uit dat zijn bedoeling was en daarom laat hij 
het meteen volgen door: "Sorry." 

"Niet nodig, Jasper. Ik heb je gevraagd me te laten zien wat je voelt.
En als dat ‘verdomme' er bijhoort, is dat geen enkel probleem. Ik vind 
echter dat je vanaf dat moment grote vorderingen hebt gemaakt. Je kunt 
echt al heel veel meer. Je slaapt veel minder. Valt tijdens het bezoek 
bijvoorbeeld niet meer in slaap." Ze glimlacht naar hem. "Je 
fysiotherapeut is uitstekend tevreden over de krachttoename in je 
armen...  " 

"Stomme spelletjes met een bal zittend op de grond in allerlei
variaties! Maar die benen doen het verdomme nog steeds niet!" 

"Je armen zijn sterker geworden, de spieren in je bovenbenen ook. Je
bent weer wat zwaarder geworden. En geloof me, er zit wel meer dan 500% 
meer leven in je dan toen ze je van de straat aflepelden en op de 
brancard legden om naar het ziekenhuis te brengen." Het klinkt 
behoorlijk dramatisch. Ook haar bedoeling. Ze wil dat Jasper het 
positieve benadrukt. "Je vader dacht dat je aan de kant van de weg dood 
zou gaan, Jasper! Je moeder en Pieter hebben je op de operatietafel 
zien liggen toen je zo goed als dood was! Toen diverse operatieteams 
uur na uur vochten om jou in leven te houden! Toen ze uren lang 
achtereen er alles aan deden om dat kleine vonkje dat nog in je brandde 
aan het branden te houden! En... als je dan terugkijkt naar die eerste 
uren dat je hier lag en nu... dan is er een wereld van verschil. Dan is 
er een wonder gebeurd." 

"Maar die benen, ze doen het niet! Ze zullen het waarschijnlijk nooit
meer doen!" De tranen komen nu sneller achter elkaar en Jasper neemt 
een tissue aan die Astrid uit die enorm grote handtas van haar heeft 
gehaald. 

Als Jasper weer iets rustiger geworden is, gaat ze verder. "Ik zou je
graag een verhaal willen vertellen uit mijn praktijk. Het is anders dan 
jouw situatie maar er zit toch wel... toch wel iets in dat gelijk is, 
volgens mij. Vind je het goed?" 

Een knik. Daar moet ze het mee doen, vind Jasper. Hij is echt moe. De
vrijgelaten emoties hebben hem vermoeid en hij is blij met de 
onderbreking. Even hoeft hij niets meer te zeggen. Even hoeft hij 
alleen maar te luisteren. 

"Jaren geleden alweer, kwam er een jongen bij mij in de praktijk. Of
beter gezegd, ik kwam bij hem aan bed hier in ditzelfde ziekenhuis. Hij 
was ziek geweest. Had gezweefd op het randje van de dood. Hij was ziek 
geworden van het leven." Dan ontvouwt ze hem zijn eigen verhaal waarvan 
ze weet dat hij het zich absoluut niet zal kunnen herinneren. Niet met 
de bedoeling om eindelijk dat luikje, zoals Jasper het zelf noemde, te 
doen openen maar gewoon om een vergelijk te kunnen maken met dit 
huidige moment. "Na alle ellende die hij meegemaakt had, de moeilijke 
herstelperiode, slaagde de jongen erin om weer op te krabbelen. Hij zag 
het weer zitten. Natuurlijk was het niet gemakkelijk. Eerst nog wel. 
Hij bleef thuis om aan te sterken maar na de zomervakantie moest hij 
toch weer naar school. Wel een andere school maar... best lastig. Hij 
werd voorzichtiger maar dat gaf niet want het was op die school ook 
niet nodig om zijn vrienden en andere brugklassers te beschermen tegen 
pesters. Hij keek de kat uit de boom en toen alles hem goed toe leek, 
kroop hij uit zijn schulp. Werd hij langzamerhand weer zichzelf. Trok 
hij zijn mond open als er onrecht plaatsvond volgens hem. Hij deed het 
echter niet alleen. Zorgde ervoor dat hij back up had. Dat anderen hem 
steunden in een protest. Ook daarvoor was moed nodig. Op zijn andere 
school had hij die steun gezocht bij leidinggevenden, van wie je zou 
mogen verwachten dat ze hem gesteund hadden, en die hadden hem in de 
kou laten staan. Moed. Dat was het sleutelwoord voor hem. Hij wist dat 
hij het aan kon boren en gebruiken. Door een boekje dat ik hem gegeven 
had, was hij nieuwsgierig geworden naar meditatie. Hij oefende. Heel 
erg goed. Ging naar een meditatiegroep. Oefende ook daar. Een goede 
leerling. Het hielp hem. Hij wilde heel erg graag naar een retraite van 
een bekende Zenleraar toe maar... hij had last van heimwee. Ook daar 
vond hij een moedige oplossing voor. Hij nam zijn moeder mee." Ze ziet 
hoe er bij Jasper een glimlach doorbreekt op zijn gezicht. "Ja, dat 
noem ik moedig! Hij kende zijn probleem en wist een oplossing te 
bedenken om dat voor elkaar te krijgen wat hij graag wilde." Bewust 
wacht ze even. Benieuwd of hij dat ook zo kan zien. 

"Je hebt gelijk. Sorry." 

"Op de laatste dag van die retraite nam hij deel aan een groot ritueel.
Alle deelnemers kregen daar een boeddhistische naam. Die van hem werd 
‘Perfecte Moed van het Hart'. Hij vond het wat overdreven, vertelde hij 
mij later, want zo moedig was hij niet. Ik vertelde hem dat hij het 
niet hoefde te zien als een etiket maar dat hij het misschien kon 
gebruiken om mee te oefenen. Te blijven oefenen. Dat vond hij een mooi 
gedachte. Die jongen," zegt ze terwijl ze opstaat en naar het ingepakte 
schilderij toeloopt, "heb ik op dit doek geschilderd. Ze noemen me een 
kunstenaar en natuurlijk zit er heel veel vrije expressie van mijn kant 
in maar toch vind ik dat het heel duidelijk die jongen is. Wil je het 
zien?" 

"Ja, graag." 

Astrid haalt het papier er voorzichtig af en doet dan een stap opzij.
Het is het schilderij waarop zij Jasper heeft afgebeeld. Het schilderij 
dat Pieter op hemelvaartsdag in alle vroegte aan Martin heeft laten 
zien. Niet helemaal Jasper maar toch heel goed te herkennen. 

Met ogen die wijd open gaan van verbazing kijkt Jasper naar het doek.
Het is een schok. Hij ziet zichzelf. Niet zoals hij er nu uitziet maar 
wel zoals hij zichzelf gezien heeft op foto's van een aantal jaren 
terug. Het zijn vooral de ogen. Die lijken nog steeds sprekend. Het is 
alsof hij in een spiegel kijkt. "Maar... maar... dat ben ik!" stamelt 
hij dan. 

"Ja, Jasper, dat ben jij. Die jongen van toen dat ben jij. Je was nog
geen dertien en wist leeuwenmoed te verzamelen om door te gaan met 
leven. Met het leven. En ik, en ook anderen, zijn ervan overtuigd dat 
je dat ook nu weer kunt. Ondanks alles wat er aan je mankeert, ondanks 
alles wat er niet goed is, heb jij het in je om door te gaan. Je kunt 
het en je zult op een gegeven moment merken dat het niet nodig is om 
nog langer te vechten. Vechten brengt je vaak niet dichter bij je zelf 
maar juist veel verder ervandaan." 

Dan breken de sluizen open bij Jasper. 

Astrid rent naar het bed, slaat haar armen om hem heen en drukt hem
dicht tegen zich aan. Ze hoort hoe de deur open gaat en als ze over 
haar schouder kijkt, ziet ze het betraande gezicht van Jennie. Ze 
knipoogt naar haar waarop de deur zich weer sluit. Ze laat Jasper 
huilen. Zijn lijf schokt tegen dat van haar en er lijkt geen eind aan 
de stroom van water te komen. Het maakt niet uit. Hij moet alle tijd 
nemen die hij nodig heeft om die tranen die hij wekenlang heeft 
verdrongen eindelijk te laten stromen. Als hij dan na geruime tijd weer 
wat rustiger wordt en ze van hem de verzekering heeft gekregen dat het 
goed met hem gaat, praat ze verder. "De herkomst van het woord ‘held' 
is niet helemaal duidelijk. Je hebt Grieks gehad op school en het 
schijnt banden te hebben met het Griekse ‘hairetikos'. Dat betekent ‘in 
staat tot kiezen'. Je bent een held Jasper omdat je echte keuzes hebt 
moeten maken in het verleden en zult moeten blijven maken in je leven. 
Niemand kan je vooraf zeggen of het wel of niet goed zal aflopen. 
Zonder enige zekerheid ging je destijds toch door. Niemand kon je 
garanderen dat het op je nieuwe school wel goed zou gaan en toch ging 
je ervoor! Toch deed je dat wat je wilde doen! En ik ben er zeker van 
dat dat nu opnieuw zal gebeuren." 

De tranen blijven nog heel lang komen. Ze zorgen er echter ook voor dat
de mist, die Jasper steeds had gezien als hij in gedachten verzonk, 
verdwijnt. Zijn keel doet pijn en zijn ogen branden maar dat geeft 
allemaal niets. Het zal wel weer goed komen. "Ik voel me niet een 
held," zo komt het er onduidelijk uit tegen de borst van zijn grote 
zus. 

"Dat hoeft ook niet. Geloof me nu maar als ik zeg dat je het bent. En
dan bedoel ik dat je moed hebt in dat lijf van je. Dat je voor jezelf 
mag weten dat het er is. Al heel lang. Je had het jaren geleden nodig 
en hebt het gebruikt maar niet verbruikt. Er is nog voldoende voorraad 
aanwezig om de problemen van nu, want die zijn er natuurlijk, te kunnen 
accepteren. Ik zeg niet meer ‘vechten tegen' want dat is iets wat 
alleen maar aan je vreet. Diep in je weet je dat je het beste kunt 
overgaan op acceptatie. Wetend dat de papieren die uit jouw printer 
zullen rollen, waar het mensen en gebeurtenissen betreft, 
waarschijnlijk altijd blanco zullen blijven. Wetend dat je 
waarschijnlijk de rest van je leven van een rolstoel gebruik zult 
moeten maken. Wetend dat je energiehuishouding soms echt slecht zal 
zijn. Maar ook wetend dat je ondanks dat nog een prachtig leven voor je 
hebt." Ze laat het even op hem inwerken. Hopende dat dat wat ze gezegd 
heeft, zal landen. Een vaste grond zal vinden. Dan neemt ze weer het 
woord. "Bovendien, is er een andere optie?" Ze ziet hoe Jasper zijn 
hoofd schudt. "Helemaal met je eens. Aan de problemen die er nu zijn, 
zul je niet dood gaan. Even was er bij ons allemaal de angst dat dat 
wel zou gebeuren maar jij wilde dat op de een of andere manier niet. Of 
je had nog voldoende kracht in je om er doorheen te komen. Jij gaf niet 
op!" 

"Bijna wel," klinkt het dan. 

Wordt  vervolgd... 

Reacties zijn welkom op de site maar ook via mijn mailbox:
lucky_eye2@yahoo.co.uk 

©Lucky Eye, januari 2013. Niets uit deze uitgave mag worden
verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, 
fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande 
schriftelijke toestemming van de houder van het auteursrecht. 




Auteurs waarderen reacties!
Vergeet niet te stemmen, en schrijf de auteurs om te vertellen wat je al dan niet leuk vond aan het verhaal!
Lucky Eye heeft 90 verhalen op deze site.
Profiel voor Lucky Eye, incl. alle verhalen
Email: lucky_eye2@yahoo.co.uk
Geef je mening over dit verhaal:
 
Typ beneden tekst in voor een snelle, anonieme reactie aan de auteur
De auteur zal dit dan in zijn/haar email ontvangen.

Stuur dit bericht:

Anoniem (geen afzender, auteur kan niet reageren!)
(Voer een email adres in als "chat email" in de instellingen, en het zal hier verschijnen)
met dit email adres als afzender:

verhalen in "overige"   |   alle verhalen van "Lucky Eye"  



Sex dating | Hete Livecams (NL) | Erotic Bisexual Stories




(c) Copyright, 2001-2024 ErotischeVerhalen.com   email webmaster Art voor ondersteuning
Powered by StoryEngine v1.01